Tussen hoop en hype: een blik vooruit op de ontwikkeling van A.I.

“Ben jij zo’n tech optimist?” werd mij vorige week na een presentatie gevraagd door iemand die ik nog nooit gesproken had. Daar leek een soort neerbuigende aanname van naïviteit in te zitten. Dat ik een soort cheerleader ben, blind voor wat er mis kan gaan. Mijn neiging was om de vraagsteller weg te zetten als een tech pessimist. Dan was het gesprek snel voorbij geweest.

Op allerlei vlakken zien we dat er polarisatie is. Polarisatie die vaak wordt aangewakkerd door de inzet van technologische mogelijkheden, zoals de algoritmes die de socials gebruiken.

De polarisatie op het gebied van technologie – optimisten versus pessimisten – is net zo min constructief als de polarisatie tussen (om maar wat te noemen) de twee grote politieke partijen in de VS.

Maar technologie is niet anders dan alle andere zaken in het leven. Er zijn voordelen, er zijn nadelen en wij moeten proberen er het beste van te maken. Onze blik moet niet die van de optimist of de pessimist zijn, onze blik moet open zijn. Dus met oog op de groeipijnen – onjuiste beschuldigingen, ongepaste teksten van chatbots, foutief geclassificeerde foto’s – zonder de vooruitgang te willen stuiten.

Als we terugkijken op de afgelopen 15 jaar, dan zijn er grote stappen gezet in zowel de bewustwording van de (mogelijke) problemen als in het creëren van steeds betere oplossingen.

En met het beter worden van oplossingen voor opgepopte problemen zijn ook de toepassingen zelf steeds beter geworden. Eerst zijn de modellen steeds beter geworden in classificeren; we kunnen computers leren om verschillende soorten data in groepen te verdelen. Dus bijvoorbeeld klanten in groepen verdelen, bepalen wat er te zien is op beelden, op video, wat er te horen is in een audiofragment, hoe iets vertaald moet worden.

We zitten nu midden in het volgende punt: de generatieve fase. Hierbij worden de capaciteiten die de modellen hebben geleerd in de fase van classificatie gebruikt om nieuwe data te creëren. Zoals de respons die ChatGPT je geeft of de beelden die Dall-E genereert.

Wat gaat volgen, als derde fase? Ik zet in op een interactieve fase. Dat ziet er ruwweg uit als een wereld waarin je tegen je A.I. praat en dat die A.I. zelfstandig verschillende acties voor je kan ondernemen. Je geeft een doel mee en de A.I. gaat alle tools die het heeft gebruiken om dat doel te realiseren. En daarvoor interacteert je A.I. met andere A.I.’s en andere mensen.

Dus je zegt tegen je A.I. dat je morgenavond voor het eerst een barbecue wil organiseren voor je broers en zussen. En je A.I. bestelt vlees, stokbrood, saus en kolen, bestelt een barbecue die groot genoeg is voor de groep die je over de vloer krijgt én stuurt uitnodigingen naar je broers en zussen.

Dit voorbeeld is echt een sprong vooruit ten opzichte van hoe de A.I. van vandaag in feite reageert op wat jij zegt dat ie moet doen. A.I. wordt – binnen de grenzen die je zelf zult stellen – veel zelfstandiger. We gaan in de komende jaren steeds meer tools zien die zelfstandig opereren.

Dat we daarbij zicht moeten hebben op de gevaren is evident. Je wil niet dat je A.I. aanneemt dat jij niet goed kunt barbecueën en daarom iemand voor een flink bedrag laat komen om voor jou de lapjes om te draaien. Of dat je A.I. zelfstandig hoge bedragen gaat inzetten op overwinningen van Ajax. Of dat autonome wapens mensen onder vuur nemen. U ziet de glijdende schaal.

Mensen moeten altijd het commando voeren over hoe ver A.I. mag gaan. Je hoeft geen optimist of pessimist te zijn om te zien waar het om gaat: het stellen van grenzen. Wij stellen de limieten aan de bewegingsvrijheid van A.I.

We moeten zeker in de toekomst van steeds autonomer opererende A.I. samen leren om de balans te vinden tussen het omarmen van technologie en het in de hand houden ervan.

Plaats een reactie